“Je bent zo sterk!” / “Je bent een ervaren moeder.” / “Het is zo knap van je dat je ondanks alles de behoeften van je kind voorop zet.”
De afgelopen weken heb ik veel van dit soort zinnetjes gehoord. Gehoord ja. De woorden komen aan, maar ze landen niet. Ze hebben geen betekenis voor me. Ik voel me namelijk niet sterk en mijn hoofd stelt ondertussen eindeloos veel vragen terug. Als ik zo ervaren ben, waarom gaat het dan niet altijd goed? Is het slim om eerst aan de kinderen te denken en dan pas voor jezelf te zorgen? Waar doe je als moeder goed aan? Van binnen brand ik mezelf af. Ik doe het helemaal niet goed. Ik doe gewoon wat ik moet doen. Je hebt toch ook geen andere keuze als je mama bent? Ik vind het niet meer dan normaal dat ik voor mijn jongens zorg en dat ze niets tekort komen. Ik moet mijn best doen en doen wat ik kan, omdat ik anders geen goede moeder ben. Dat hoor ik trouwens in alles wat ik doe, dat ik (zelf vind dat ik) geen goede moeder ben. Ik maak mezelf er nog eens gek mee. Waar is dat beetje mildheid gebleven? Dat stukje dat zegt ‘de rest komt morgen wel, het is goed zo’ en dat het dan ook goed voelt. Tegen ieder ander zou ik namelijk zeggen dat het oké is en dat je niet elke dag alle ballen in de lucht kunt houden.
Depressie is een bitch
Het is de depressie die in mijn hoofd tegen me spreekt. Het is een bitch. Voor haar is het nooit goed genoeg, hoe hard ik mijn best ook doe, hoe hard ik ook knok. Elke dag is een gevecht. Opgeven is geen optie. Daar komen inderdaad die twee knappe jongens van mij weer om de hoek kijken. Ik kan niet in bed blijven liggen, want zij hebben hun moeder nodig. Dus sta ik op. Ik zorg voor ze. Ik maak afspraken bij artsen, hulpverleners en andere mensen en ik kom deze na. Ik breng Marcel vier keer in de week naar de peuterspeelzaal. Ik zorg voor de boodschappen en dat er ’s avonds eten op tafel staat. Ik doe mijn best om iets met het huishouden te doen, zodat het huis niet in een complete zwijnenstal veranderd. Soms lukt dat even niet, dan baal ik. Als de afwas niet gedaan is of de wasmand overstroomt, raak ik daar echt gestrest van. Moet ik dan even pas op de plaats maken, of mijn schouders eronder zetten. Ik moet door, want mijn depressie herinnert me er graag aan dat ik het niet goed doe, dat de jongens een goede moeder nodig hebben. Ik moet dus nog iets harder werken. Ondertussen word ik er zo’n beetje duizelig van, maar het is nog niet genoeg. Toch?
Af en toe is er een moment waarop mijn systeem het even opgeeft. Dan voelt het alsof mijn brein niet meer werkt. System failure. Ik probeer aan de bel te trekken, maar heb vervolgens het gevoel dat ik me niet zo aan moet stellen. ‘Kom op joh, andere moeders doen dit ook allemaal. Die werken ook nog eens. Je kunt dit best. Niet zeuren, maar doorgaan.’ Daar is dat stemmetje weer. Is het echt wel zo erg? Als ik hulpverleners of artsen hoor praten, valt het misschien allemaal wel mee. Ik kan nog wel even. Of nou ja, dat maak ik mezelf wijs. Omdat het moet, omdat er geen andere weg is.
Langzaam voel ik de grond onder mijn voeten vandaan zakken… Ik probeer alle ballen nog in de lucht te houden, maar heb het gevoel dat ze één voor één uit mijn handen glijden en dat het dan ophoudt. Wie raapt ze op? Wie vangt me op als ik val? Ik ben bang dat ik dat zelf ben. Terwijl ik enerzijds het gevoel heb dat er van binnen iets breekt, krijg ik dan weer zo’n complimentje. Diep van binnen weet ik ook wel dat er iets van waar is. Ik ben misschien niet perfect, maar ik doe wél mijn best, zeker wat de jongens betreft. Het is vallen en weer opstaan. Keer op keer opnieuw. Omdat dat nu eenmaal bij het leven hoort.
Kreanimo
Hele dikke knuffel…